5 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Willem, heer ten Berge en ten Bylande, zijn raad, de afwikkeling van diens geschil met heer Johan van den Bylant ten laatsten male uit te stellen tot 10 April e.k.
Gegeven tot Arnhem des Manendages na den heiligen Paischdage.
Oorspr. (Inv. no. 120).

4 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Wilhem, heer ten Berghe en ten Bylande, zijn raad, de afwikkeling van diens geschil met heer Johan van den Bylande nogmaals uit te stellen van 20 Maart tot 3 April e.k., wegens zijn drukke bezigheden met Ridderschap en Steden.
Gegeven tot Nymegen des Vrydaiges na den Sondage Judica.
Oorspr. (Inv. no. 120).

3 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Wilhem, heer ten Bergh en ten Bylande, zijn raad, nader, met uitstel van de afwikkeling van diens geschil met heer Johan van Bylant tot 20 Maart e.k. genoegen te nemen.
Gegeven tot Nymegen des Satersdaiges op sente Gregorius' dach pape.
Oorspr. (Inv. no. 120).

1 De hertog van Gulich en van Gelre, graaf van Zutphen, stelt Willem van der Leck, heer van den Berge en van den Bylant, in kennis van zijn uitspraak in het geschil tusschen dezen en den hertog van Cleve, en noodigt hem uit het hem toegewezen leengoed (zie reg. no. 345) in bezit te nemen.
Gegeven then Rosendale des Donresdaiges octava Ascensionis Domini anno XIX.
Oorspr. (Inv. no. 119).