25 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Willem, heer ten Berge en ten Bylande, zijn raad, den door dezen gevangen genomen knecht van heer Johan van den Bylant vrij te laten of aan hem, den hertog, af te staan tot de a.s. beslissing in hun beider geschil, onder opmerking, dat zijn bemiddelingspogingen niet naar waarde schijnen te worden geschat.
Gegeven tot Rosendale opten Sonnendage Quasimodo geniti.
Oorspr. (Inv. no. 121).

24 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, schrijft aan zijn raad Willem, heer ten Bergh en ten Byland, dat hij accoord gaat met het door dezen voorgestelde uitstel van de eindbeslissing tot 19 Maart e.k., mits beide partijen den bestaanden toestand eerbiedigen.
Gegeven tot Lobede des Sonnendaiges na sente Pouwelsdach Conversionis.
Oorspr. (Inv. no. 121).

23 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Wilhem, heer ten Bergh en ten Bylande, zijn raad, ter zake van diens geschil met heer Johan van den Bylande, 31 Januari e.k. te zijnent in Arnhem te komen.
Gegeven tot Goch des Donredaiges na sente Pouwelsdage Conversionis anno XLI.
Oorspr. (Inv. no. 121).

22 Johan Meckinck verzoekt proosdes en kapittel van Vreden, om Henrick Zegessinck te beleenen met het halve goed Bemekynck gend. to Kathe, in het kerspel Boycholt, dat deze van zijn broeder Deryck Meckynck heeft gekocht, wien het bij broederscheiding was toebedeeld.
Afschrift in Inv. no. 4713, fol. 1 verso.