21 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, bericht aan Willem, heer ten Berge en ten Bylande, zijn raad, dat, toen deze niet op de samenkomst te Arnhem verscheen, heer Johan van den Bylande wederom vertrokken is om zijn aanspraken op schrift te stellen, krachtens de overeenkomst van 15 November j.l. (reg. no. 499), hetwelk hij hem, Willem, verzoekt, eveneens te doen.
Gegeven tot Arnhem des Saterdages na sente Kathrynendage virginis.
Oorspr. (Inv. no. 120).

20 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, stelt Wilhem, heer ten Bergh en ten Bylande, zijn raad, voor, de samenkomst, overeengekomen op 15 November j.l. (reg. no. 499), wegens den hoogen waterstand te Arnhem te houden.
Gegeven tot Arnhem op sente Kathrynenavent virginis anno XL.
Oorspr. (Inv. no. 120).

19 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, zegt Willem, heer ten Berge en ten Bylande, toe, na raadpleging van diens vrienden en die van heer Johan van den Bylande, zoo noodig zelf vóór Kerstmis een uitspraak in hun geschil te zullen geven.
Gegeven tot Rosendale op sente Symon ende Judas' avent.
Oorspr. (Inv. no. 120).

18 (De heer van den Bergh) schrijft aan (den hertog van Gelre), dat hij, onder dankzegging voor de door dezen verrichte bemiddelingspogingen, thans heer Johan van den Bylant in rechte zal betrekken.
Minuut (Inv. no. 120).