13 (De heer van den Bergh) antwoordt (den hertog van Gelre), (zie br. no. 12) dat hij, na het telkenmale uitstellen van de beslissing in zijn geschil met heer Johan van den Bylant, genoodzaakt was dezen in rechte aan te spreken, doch bereid is van zijn eisch afstand te doen, indien de Hertog dit wenscht en een beslissing wil nemen.
Minuut (Inv. no. 120).

12 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt zijn raad, Wilhem, heer ten Berghe en ten Bylande, tijdens zijne scheidsrechterlijke bemoeiingen, heer Johan van den Bylande niet voor het stille gericht te dagen, onder verdere mededeeling, dat deze laatste verklaard heeft, niet op het betwiste erf, doch op zijn eigen grond gevischt en gevogeld te hebben.
Gegeven tot Arnhem des Vrydaiges na sente Johansdage Decollacio anno XL.
Oorspr. (Inv. no. 120).

11 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Wilhem, heer ten Bergh en ten Bylande, zijn raad, de beslissing in diens geschil met heer Johan van den Bylande uit te stellen tot 18 September e.k.
Gegeven tot Lobede des Dynxsdaiges na sente Johansdage Decollacio anno XLo.
Oorspr. (Inv. no. 120).

10 De hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, verzoekt Willem, heer ten Berghe en ten Bylande, zijn raad, de samenkomst met heer Jan van Bylant op de betwiste waard uit te stellen tot na de algemeene dagvaart te Nymegen.
Gegeven tot Arnhem des Vrydaiges na sent Viitzdach.
Oorspr. (Inv. no. 120).