1147 Henrick van Loel, drost, en Barnabas van den Berghe, bastaard, richter in het land van den Berghe, oorkonden, dat hun bij het aanvaarden hunner betrekking door den heer van den Bergh bevolen is, de landgrenzen met het gericht van Hekerenweert zóó te handhaven, als ze door Claess Tengnagel, landdrost, in 1449 (reg. no. 635) omschreven zijn, en na dezen door zijn opvolgers Rutgher van de Paidvort, Geryt van der Koirnhorst Hermansz. en Derick van Kamphuysen gehandhaafd zijn, en verklaren, dat de Spynhuyskene bij Embrick in het land van den Bergh staan.
In den jaere ons Heren duysent vierhondert ind tachtentich des neesten Guessdages na Lamberti episcopi.
Afschrift in Inv. no. 209, fol. 161.