1641 Heer Oesswalt, graaf van den Bergh, en jonker Jacob van Bronckhorst, heer tot Bathenburch en tAnholt, besluiten, door tusschenkomst van jonker Johan, heer tot Wyssch, aangaande hun twistpunten dat:
1e. graaf Oesswalt afstand doet van zijn rechten op het goed de Horst,
2e. de beslissing over het heffen van weggeld van den Notteler dijk tot aan Anholt door jonker Jacob zal staan bij jonker Everwiin, graaf to Benthem, jonker Frederick, heer to Bronckhorst, en jonker Johan, heer to Wyssch, die binnen één jaar na dato hun beslissing zullen geven,
3e. graaf Oesswalt voor het huwelijksgeld van den heer van Homoit aan jonker Jacob 500 goudguldens zal uitkeeren, waartegenover de laatste de gevangen genomen Wilhem Budde en Johan Herdenberch uit hun gevangenis, en hun borg Rutger van den Steenhuyss van diens belofte ontslaan zal,
4e. partijen in der minne de overeenkomst, indertijd door wijlen den heer van Egmont gemaakt, zullen naleven,
5e. partijen aan de sub 2 genoemde arbiters hun overeenkomst zullen bekend maken, en om een beslissing verzoeken, tot op welk tijdstip de betaling van de 500 goudguldens zal worden opgeschort.
(Anno XVC ind twe upten Dinxdach post Dominicam Reminiscere).
Afschrift (Inv. no. 213, fol. 39.